Gemiddelde autoprijs in Nederland is ronduit schokkend
Van bereikbaar bezit naar grote uitgave
In 1970 bedroeg de gemiddelde aanschafprijs van een nieuwe personenauto 3.389 euro. Vijf jaar later was dat iets meer dan 5.000 euro. De prijsstijging ging daarna gestaag verder. In 1990 kostte een nieuwe auto gemiddeld 14.240 euro. Rond de eeuwwisseling was die grens al opgelopen tot bijna 20.000 euro. De echte versnelling komt in het afgelopen decennium. In 2015 ligt de gemiddelde nieuwprijs net boven de 31.000 euro. In 2020 wordt de grens van 38.000 euro doorbroken. Daarna volgt een reeks snelle stijgingen:
- 2021: 40.423 euro
- 2022: 43.006 euro
- 2023: 46.235 euro
- 2024: 47.688 euro
- 2025: 50.110 euro
In iets meer dan vijftig jaar is de gemiddelde nieuwprijs daarmee vervijftienvoudigd. Ook gecorrigeerd voor inflatie blijft de stijging fors.
Segmenten schuiven structureel omhoog
Niet alleen de gemiddelde prijs stijgt, ook binnen de verschillende marktsegmenten worden auto’s steeds duurder. De cijfers per segment laten zien dat geen enkel deel van de markt wordt ontzien.
A-segment bijzonder prijzig
In het A-segment, traditioneel het domein van de goedkoopste stadsauto’s, kost een nieuwe auto in 2025 gemiddeld 22.723 euro. In 2020 was dat nog 16.527 euro. In vijf jaar tijd komt daar dus ruim 6.000 euro bij.
Forse prijsstijging in B-segment
Het B-segment, jarenlang het hart van de Nederlandse markt, laat een vergelijkbare ontwikkeling zien. In 2020 lag de gemiddelde prijs op 27.842 euro. In 2025 is dat opgelopen tot 34.664 euro. Daarmee nadert dit segment inmiddels de prijsniveaus van het voormalige C-segment.
Bijna 8.000 euro erbij in C-segment
Het C-segment zelf zit inmiddels structureel boven de 47.000 euro. In 2020 lag de gemiddelde aanschafprijs hier nog net onder de 40.000 euro. Binnen vijf jaar is daar bijna 8.000 euro bijgekomen.
D- en E-segment
Bij de grotere auto’s zijn de bedragen nog fors hoger. Het D-segment schommelt rond de 61.000 euro in 2025, terwijl het E-segment met gemiddeld 105.306 euro ver boven de ton uitkomt. Dat betekent dat grote zakelijke auto’s en luxe modellen voor een steeds kleinere groep bereikbaar zijn.
Elektrificatie en regelgeving als prijsdrijvers
De cijfers laten zich niet los zien van bredere ontwikkelingen. Nieuwe auto’s zijn technisch complexer geworden, zwaarder uitgerust en steeds vaker geëlektrificeerd. Elektrische aandrijflijnen, batterijtechniek, rijhulpsystemen en strengere veiligheidseisen drijven de kosten structureel op. Nog veel belangrijker: autobelastingen in Nederland rijzen de pan uit. Vooral de BPM nekt de autoverkoop.
Tegelijkertijd is het aanbod aan echt eenvoudige auto’s kleiner geworden. Fabrikanten hebben het A-segment deels verlaten, terwijl instapmodellen steeds rijker worden uitgerust. Wat ooit optioneel was, is nu standaard.
Nieuwe auto steeds minder vanzelfsprekend
De ontwikkeling van de gemiddelde aanschafprijs verklaart mede waarom steeds meer Nederlanders langer met hun auto blijven rijden of uitwijken naar de gebruikte markt. Een nieuwe auto is allang geen vanzelfsprekend bezit meer, maar een grote financiële beslissing geworden. Met een gemiddelde nieuwprijs van ruim 50.000 euro in 2025 staat Nederland op een historisch kantelpunt. Niet omdat auto’s verdwijnen, maar omdat de rol van de nieuwe auto fundamenteel verandert: van breed toegankelijk vervoermiddel naar luxeproduct voor een kleinere groep kopers.
