Bijna 10 miljoen personenauto’s in Nederland!
Er is één constante: groei
Wie de ontwikkeling van het Nederlandse wagenpark over een langere periode bekijkt, ziet vooral één constante: groei. In 1900 telde Nederland nog slechts 200 personenauto’s bij ruim 5,2 miljoen inwoners. Auto’s waren toen een zeldzaamheid, voorbehouden aan een kleine elite. Ruim een eeuw later is dat beeld volledig omgekeerd. In 2025 staan er 9.621.272 personenauto’s geregistreerd, bij een bevolking van iets meer dan 18 miljoen inwoners.
Die groei voltrok zich niet geleidelijk, maar in duidelijke fases. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bleef het aantal auto’s beperkt. In 1930 waren er 67.000 personenauto’s, wat neerkwam op één auto per 118 inwoners. De oorlog zorgde zelfs voor een tijdelijke terugval: in 1945 waren er nog maar 30.000 personenauto’s over. Daarna begon de echte motorisering van Nederland.
De jaren ’50
De jaren vijftig en zestig markeren een omslagpunt. In 1950 telde Nederland 139.000 personenauto’s, vijf jaar later al 268.000. Met de groeiende welvaart werd de auto bereikbaar voor steeds meer huishoudens. In 1965 passeerde het wagenpark de grens van 1 miljoen auto’s, terwijl het inwonertal toen rond de 12,3 miljoen lag. Dat betekende één auto op nog geen tien inwoners.
Vanaf de jaren zeventig zette de groei stevig door. In 1970 waren er 2,4 miljoen personenauto’s, in 1980 al ruim 4,2 miljoen. Opvallend is dat het aantal inwoners in diezelfde periode veel minder snel toenam. Waar de bevolking tussen 1970 en 1980 groeide van 13,0 naar 14,1 miljoen, verdubbelde het aantal auto’s bijna. De auto werd definitief een vast onderdeel van het dagelijks leven.
Wagenpark blijft groeien
In de decennia daarna bleef het wagenpark groeien, zij het in een rustiger tempo. Rond 1990 telde Nederland iets meer dan 5,1 miljoen personenauto’s, bij bijna 15 miljoen inwoners. De verhouding stabiliseerde zich rond één auto per 2,7 inwoners. Die trend zette zich door richting de eeuwwisseling, met 6,3 miljoen auto’s in 2000 en 7,3 miljoen in 2005.
Sinds 2010 is opnieuw een duidelijke versnelling zichtbaar. In dat jaar stonden er 7,8 miljoen personenauto’s geregistreerd. Vijftien jaar later zijn dat er bijna 9,7 miljoen. De bevolkingsgroei speelde daarin een rol, maar verklaart niet alles. Het inwonertal nam in die periode toe van 16,6 naar ruim 18 miljoen, terwijl het wagenpark met bijna 2 miljoen voertuigen groeide.
Auto is in de Nederlandse samenleving verankerd
De verhouding tussen het aantal inwoners en het aantal auto’s laat zien hoe diep de auto in de Nederlandse samenleving is verankerd. In 2010 was er gemiddeld één auto per 2,1 inwoners. Sinds 2020 ligt dat cijfer rond de 1,9 en blijft het opvallend stabiel. Met andere woorden: grofweg één op de twee Nederlanders beschikt over een personenauto, al zegt dat uiteraard niets over bezit per huishouden.
Dat het wagenpark blijft groeien, betekent niet automatisch dat er ook meer wordt gereden. Factoren zoals verstedelijking, thuiswerken, deelmobiliteit en de opkomst van alternatieven spelen een steeds grotere rol. Tegelijkertijd blijft de auto voor veel mensen onmisbaar, zeker buiten de Randstad. Ook de samenstelling van het wagenpark verandert, met een toenemend aandeel elektrische en hybride voertuigen.
10 miljoen komt in beeld
Met 9,6 miljoen personenauto’s in 2025 komt de symbolische grens van 10 miljoen snel dichterbij. Als de huidige trend doorzet, is het waarschijnlijk slechts een kwestie van tijd voordat die mijlpaal wordt bereikt. De cijfers laten daarmee niet alleen zien hoe Nederland zich heeft gemotoriseerd, maar ook hoe mobiliteit, bevolking en ruimtegebruik steeds sterker met elkaar zijn verweven.
